Veel bedrijven missen kennis en tijd voor verduurzaming

Ruim de helft van de Nederlandse bedrijven is actief met verduurzaming, maar kennis en tijd schieten vaak tekort. Dit blijkt uit een onderzoek dat GFK in opdracht van ABN AMRO Commercial Banking heeft verricht onder 349 Nederlandse bedrijven. ABN AMRO ondersteunt de overgang naar een duurzamere economie en wil daarom meer inzicht in hoe het Nederlandse bedrijfsleven werk maakt van duurzaamheid.

Bij net meer dan de helft van Nederlandse ondernemingen (51 procent) staat duurzaamheid nadrukkelijk op de agenda. Bijna drie op de tien bedrijven (28 procent) geeft aan maatregelen te nemen als dat echt wordt verlangd en een vijfde (20 procent) geeft aan niet of nauwelijks aan duurzaamheid te doen. In de bedrijfsvoering wordt vooral gekeken naar duurzaamheid bij het inkoopbeleid (59 procent), het efficiënt omgaan met energie in het bedrijfsgebouw (59 procent), en bij lange-termijninvesteringen (55 procent). Andere aandachtsgebieden waar duurzaamheid hoog scoort, zijn het efficiënt omgaan met grondstoffen (48 procent) en iets terug te willen doen voor anderen (42 procent). 

Niet omdat het moet

Bedrijven die willen investeren in verduurzaming doen dat primair vanuit een intrinsieke motivatie (73 procent). Daarnaast speelt mee dat ondernemers de wereld goed willen achterlaten voor volgende generaties (70 procent) en op de lange termijn kosten willen besparen (55 procent). Ruim de helft van de ondernemers geeft aan wel te willen investeren, maar onvoldoende tijd en/of kennis te hebben (54 procent) of onvoldoende geld en/of personeel (46 procent) om dit te doen.

Ondernemers willen duurzame bank

Van alle bedrijven werkt 47 procent bij voorkeur of zelfs uitsluitend samen met een bank die actief is op het gebied van duurzaamheid. Ondernemers vinden het vooral belangrijk dat de bank het geld duurzaam investeert (75 procent), beleid heeft voor het naleven van de mensenrechten (70 procent), en duurzame initiatieven sponsort (67 procent).   

Bron: Duurzaam Nieuws

2 op 5 kantoren nog niet klaar voor 2023

Kantoorgebouwen moeten in 2023 beschikken over minimaal energielabel C. Aan deze verplichting voldoen momenteel slechts drie op de vijf kantoren, zo blijkt uit onderzoek. Om alsnog aan deze eis te voldoen, moeten vooral de energie-onzuinigste panden ingrijpend worden gerenoveerd.

Op 1 januari 2023 moeten alle gebouwen die, volgens de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), voor meer dan 50% uit een kantoorfunctie bestaan een Energie-Index hebben van maximaal 1,3; dit komt overeen met label C. Voldoet het pand dan niet aan deze eis, dan mag het niet meer als kantoor gebruikt worden. Monumenten zijn uitgezonderd, net als panden die gesloopt of getransformeerd worden. Tot recent was weinig bekend over de staat van de kantoorgebouwen in Nederland in relatie tot het energielabel. Daarmee is ook onduidelijk welke verduurzamingsopgave er ligt.

Biseps-project
De gemeente Breda participeert in het Biseps-project, een samenwerkingsverband tussen regio’s in Nederland, België, Frankrijk en Groot-Brittannië. Doel van het project is om de verduurzaming van bedrijventerreinen te stimuleren, door het uitvoeren van praktische pilots en het ontwikkelen van eenvoudige tools om deze verduurzaming te faciliteren. Het project wordt door de Europese Unie gesubsidieerd.

De gemeente Breda heeft Taskforce Label A gevraagd om de energietransitie van bedrijventerrein 3BO op gang te brengen. Taskforce Label A is een samenwerkingsverband tussen energie-adviesbureau BOnDS en Bureau van Miert. De eerste stap was de huidige staat van de duurzaamheid op het terrein in kaart brengen. Daarbij bleek al snel dat over de gebouwen weinig bekend was, omdat maar één op de zeven gebouwen in Breda een energielabel heeft. Landelijk is dit één op de acht.

Benchmarking tool
Daarom is met onze gezamenlijke kennis van vastgoed, BAG en energielabels een eenvoudige tool ontwikkeld. Die tool benchmarkt een utiliteitsgebouw zonder energielabel aan alle vergelijkbare utiliteitsgebouwen in heel Nederland, die op dit moment een energielabel hebben. Benchmarking wordt gedaan op basis van gebruiksfunctie, oppervlak en bouwjaar. De tool kan gebruikt worden voor individuele gebouwen, maar ook voor hele bedrijventerrein en steden.

De benchmarking is voor de gemeente Breda uitgevoerd voor alle utiliteitsgebouwen in gemeente. Dat waren naast kantoren ook winkels, sportaccommodaties en scholen. Dit leverde een schat aan informatie op over de duurzaamheid van het Bredase vastgoed. Denk daarbij aan de aantallen A, B, C, enz -labels per gebruiksfunctie. Ook zijn de bijbehorende oppervlaktes nu bekend, wat een beeld geeft van de verduurzamingsopgave. Een raming van de bijbehorende kosten wordt nog gemaakt.

Kaart met gekleurde gebouwen
Aansluitend is een kaart gemaakt waarbij voor de hele stad in een oogopslag te zien is hoe het gebouwenbestand er uit ziet. De gebouwen zijn op de kaart ingekleurd met de kleur van het energielabel, dat vergelijkbare gebouwen gemiddeld hebben. De beschikbare gegevens over de energielabels worden ook gekoppeld aan data over leegstand. Zo krijgt de gemeente een goed beeld over de stand van het vastgoed in de stad.

88% zonder label
Deze benchmark is nu ook gemaakt voor alle gebouwen in Nederland met enkel een kantoorfunctie. Gebouwen die naast de kantoorfunctie een andere functie hebben, zijn buiten beschouwing gelaten. Er zijn in totaal 87.000 kantoorgebouwen onderzocht met een totaal gebruiksoppervlak (GO) van 65 miljoen m2. Hiervan hebben er ruim 10.000 een energielabel. Dat wil zeggen dat 77.000 van deze kantoren op dit moment geen label heeft en dat is 88%.

Deze 77.000 kantoren zijn gebenchmarkt aan de 10.000 al afgegeven labels. Dan blijkt dat 50.000 kantoren (labels uit de benchmark plus de reeds afgegeven labels) nu label A, B of C hebben. Van de overig 37.000 kantoren die een lager label hebben, zijn er naar verwachting 16.000 (18%) met een G-label. Als echter naar gebruiksoppervlak gekeken wordt ontstaat een ander beeld, namelijk dat 28% van het oppervlak aan kantoren gelabeld is.

Groen label: 61%
Verder heeft in totaal 61% van het kantooroppervlak een groen label (A, B of C). De relatie tussen energielabel en bouwjaar ligt voor de hand. Dit wordt door de benchmark bevestigd, want van de panden van voor 1975 voldoet tenminste 65% niet aan de label C-eis. In de periode 1975-1988 is dat ongeveer 50%. Panden van na 2013 hebben vrijwel allemaal een groen label. In Nederland is er naar verwachting 25 miljoen m2 gebruiksoppervlak dat niet tenminste label C heeft en dus nog voor 2023 verduurzaamd moet worden. Dit zijn 37.000 kantoren.

Met name kantoren met label F of G moeten ingrijpend verduurzaam worden om label C te halen. Dat betreft 21.000 panden (12,5 miljoen m2 GO). Dit zijn veelal relatief kleinere, oudere kantoorpanden. Dit zijn enkel nog de kantoren die 100% de kantoorfunctie hebben. De werkelijke opgave is nog groter, want alle gebouwen die voor 50% of meer uit kantoorfunctie bestaan moeten in 2023 label C zijn. De benchmark heeft ook nog andere opvallende feiten aan het licht gebracht. Zo komt een label G vaker voor dan label B. Verder valt op dat de meeste van de onderzochte gebouwen, namelijk 30.000 stuks, stammen uit de periode 1992-2012.

Zorgwekkend beeld
Kijkend naar de periode tot 2023 ontstaat een zorgwekkend beeld. Een grote meerderheid van de kantoorpanden heeft nog geen energielabel. En er ligt een groot oppervlak aan kantoren wat de komende 5 jaar tot een groen energielabel verduurzaamd moet worden. De panden met D of E label zullen met wat kleinere ingrepen genoeg progressie maken om C te worden. Denk daarbij aan verlichting en PV-panelen, maar ook aan duurzame vervangingen van bestaande installaties, die in het kader van de onderhoudsplanning toch al voorzien waren.

Bij gebouwen met een F of G label moet er veel meer gebeuren en zal in de meeste gevallen ook de gebouwschil aangepakt moeten worden. De vraag die opdoemt is of er genoeg capaciteit bij de EPA-U adviseurs (energielabelaars), installateurs en aannemers is om de klus tijdig te klaren. Het antwoord is vrijwel zeker NEE. Banken zijn inmiddels begonnen met eisen te stellen bij de (her)financiering van kantoorpanden. Wie een kantoor met een slecht label wil kopen, kan lastig geld lenen. Het gevolg is dat panden zonder A, B of C-label in rap tempo minder waard gaan worden. Dus hoewel 2023 nog ver weg lijkt, is het advies aan kantooreigenaren: ga morgen op zoek naar een goede EPA-U adviseur.

Investeren in zonnepanelen nu mogelijk zonder recht van opstal voor bank

ABN AMRO, OVVIA en BOM Renewable Energy stellen samen ruim EUR 12 miljoen beschikbaar voor de installatie van zonnepanelen op bedrijfspanden in Brabant. 

OVVIA uit Veldhoven is verantwoordelijk voor de exploitatie van zonnedaken volgens het ESCo-concept. Een ESCo is een belangrijke schakel bij de reductie van CO2 in het kader van de nieuwe klimaatwet. Dankzij de samenwerking kunnen Brabantse ondernemers voldoen aan hun wettelijke verplichtingen onder de nieuwe klimaatwet, zonder zelf te investeren. 

In de discussie over de financiering van de klimaatdoelstellingen neemt ABN AMRO met deze investering als een van de eerste Nederlandse banken een standpunt in: Als bedrijven voldoen aan bepaalde voorwaarden is investeren in zonnepanelen mogelijk zonder dat de bank een recht van opstal eist.

Vincent Groet, directeur Bouw Zuid & Zuid-West Nederland bij ABN AMRO: “We hebben een fraaie stap voorwaarts kunnen zetten. Daardoor kunnen we nu als bank substantieel bijdragen aan de verduurzaming van Brabant. Met de financiering van het ESCo-concept dat we met OVVIA en BOM hebben ontwikkeld, bieden we een unieke propositie voor ondernemend Brabant.” 

Pay-per-use

In het ESCo-concept staat het ‘pay-per-use’ principe centraal. De Energy Service Company investeert in de aanleg en het onderhoud van installaties die nodig zijn om energie te besparen. In ruil voor deze investering betalen gebruikers een maandelijkse vergoeding, die lager is dan de besparing op de energierekening.

“Veel ondernemers zijn zich er niet van bewust dat ze verplicht zijn om bij te dragen aan de reductie van CO2”. – Jan van Hout – OVVIA

Jan van Hout, directeur van OVVIA, verwacht mede door de samenwerking met ABN AMRO en BOM dit jaar een groei van 60 procent te realiseren. “Veel ondernemers zijn zich er niet van bewust dat ze verplicht zijn om bij te dragen aan de reductie van CO2. De samenwerking met ABN AMRO en de BOM maakt het mogelijk om aan die wettelijke verplichting te voldoen en tegelijkertijd flink te besparen op de energierekening, zonder dat ze zelf hoeven investeren. Het is bijna te mooi om waar te zijn.”

Ook Harmen de Kool, manager BOM Renewable Energy, is blij met de samenwerking. “ESCo’s spelen een belangrijke rol in ons streven om Brabant energieneutraal te maken. Daarbij hebben we de banken hard nodig. ABN AMRO is de eerste bank die bereid is om haar nek uit te steken en het recht van opstal in deze constructie los te laten. Dit maakt de financiering van zonnedaken een stuk makkelijker. We hopen dat we snel meer banken ervan kunnen overtuigen om hetzelfde te doen.”