Industrie wil geld zien voor Klimaatakkoord
De Nederlandse industrie wil compensatie voor de kosten die ze moet maken voor het Klimaatakkoord van Parijs. De industrie verwacht dat tot 2030 €15 mrd tot €20 mrd extra investeringen nodig zijn voor projecten om de CO₂-uitstoot te reduceren. Voor de industrie zelf zijn die investeringen onrendabel, maar vanuit nationaal perspectief zijn die wel gewenst. De bedrijven dringen daarom aan op een vergoeding van de overheid.
Dat blijkt uit de bijdrage van de Industrietafel aan het Klimaatakkoord op hoofdlijnen. Minister Eric Wiebes van Economische Zaken en Klimaat neemt dinsdagmiddag het akkoord in ontvangst. Het FD heeft een deel van bijdrage van de verschillende ‘klimaattafels’ al in handen. De onrendabele kosten lopen volgens de eerste berekeningen van de industrie op naar een bedrag van €550 mln à €1 mrd per jaar.
De industrie wil een vergoeding om haar concurrentiepositie te beschermen. ‘Dit rechtvaardigt een vergoeding van de onrendabele kosten binnen een internationaal “level playing field”, zoals ook aangegeven in het Regeerakkoord.’
De komende maanden rekenen planbureaus de uitkomsten van het Klimaatakkoord door. In het najaar gaan de onderhandelingen over een definitief verder. Dan moet ook duidelijk worden wat de financiële bijdrage van de overheid zal zijn.
Groene waterstof
Het Klimaatakkoord beschrijft een reeks maatregelen per sector om de CO₂-uitstoot in Nederland in 2030 te halveren. In 2050 moet die bijna geheel nul zijn. De industrie moet meer dan 14 megaton CO₂ zien te besparen in 2030.
‘De afgelopen 25 jaar heeft de Nederlandse industrie reeds meer dan 31 megaton aan broeikasgasemissies gereduceerd (circa 35%) terwijl ze in deze periode substantieel is gegroeid. Ze behoort nu al tot de wereldtop van de meest CO₂-efficiënte industrieën. Echter, de makkelijke opties zijn gerealiseerd en nu volgen de moeilijke en duurdere maatregelen’, zo valt te lezen in het document.
Veel technologieën die voor de transitie nodig zijn, zijn nog niet grootschalig beschikbaar. Het is daarom lastig de kosten ervan te begroten, aldus de industrieparagraaf in het Klimaatakkoord. De industrie wil investeren in onder meer groene waterstof, het opvangen en gebruiken van CO₂ als grondstof, bioraffinage en warmtepompen ‘die waar mogelijk al voor 2030 ingezet kunnen worden en zeker na 2030 een belangrijke rol gaan spelen’, aldus de sector.
Opvang van CO₂
Tot die tijd moeten de verminding van uitstoot vooral komen vooral energie-efficiency, het stimuleren van elektrificatie in de industrie en waar nodig het afvangen en opslaan van CO₂ op zee. In totaal gaat het om 7 megaton in 2030. De opvang van CO₂ moet de grootste bijdrage leveren aan het terugdringen van de uitstoot.
‘Afvangen en opslaan van koolstof gebeurt als tussenstap in de transitie, maar is ook een opmaat naar het afvangen en hergebruik van koolstof in de circulaire economie (CCU)’, aldus het document.
Volgens het werkdocument moeten nog veel details worden uitgewerkt om tot een definitief akkoord te komen, ‘waar de industrie ook echt mee kan werken’.
Verzwaring van elektriciteitsnet
Zo moeten onder andere maatregelen en plannen worden uitgewerkt in de diverse regio’s en door de verschillende deelsectoren (chemie, raffinage, technologische industrie, metaal, papier, glas, cement, voedingsmiddelen, afvalverwerking, ICT, olie- & gasexploitatie, bouwmaterialen).
De transitie in de industrie vraagt om grootschalige aanpassingen in de energie- en grondstoffeninfrastructuur. Er zijn daarom investeringen nodig voor verzwaring van elektriciteitsaansluitingen, buisleidingen, grootschalige elektrolyse capaciteit en warmte-stoomnetten. Daarbij moet vervoer over water, over de weg en per trein ook worden meegewogen.